Voordat ik begon met bloggen stortte ik mijn schrijfsels uit over een forum voor alleenstaande ouders. Door de leden vaak het dorp genoemd. Had ik het gewild, had ik daar vragen kunnen stellen over de opvoeding van Zoon, maar dankzij een fantastische oppasmoeder met veel gezond verstand had ik dat deel van het forum niet nodig. Ook het deel waar je met vragen over de scheiding terecht kon, was niet mijn ding. Na een weekje lezen op het forum wisten dat hij en ik een soort model scheiding hadden, en dat wij er samen wel uitkwamen, zonder advies van mensen die niet altijd begrepen dat je, ook als je gescheiden bent, er nog samen voor je kind kunt zijn.
Nee, wat mij door de lange eenzame avonden heeft getrokken, was het vrolijke deel van de site. Slap ouwehoeren met andere ouders die, net als ik met een kind in bed of nog even op de bank, ‘s-avonds geen kant op konden. Tussen alle grapjes door werd er voldoende gedeeld. Even zeuren over een baas, mekkeren over een collega, een vraagje over een recept, en trots momentje over je kind delen.
Het dorpsleven speelde zich niet volledig virtueel af. Fysieke uitjes maken onderdeel uit van de beleving. Wandelen, feesten, samen koken, samen bakken, samen kunst maken. Het kwam allemaal voorbij, veel mensen kwamen voorbij. Vriendschappen ontstonden, verdiepte zich of verwaterde. Net het echte leven. In 2007 kreeg ik een burn-out. Ik startte een item over mijn wandelingen, en regelmatig liepen er mensen IRL mee. Zo kon ik zaken op een rijtje zetten en beslissingen maken.
Eind 2010 werd mijn vader ziek. Vasculaire dementie. Zijn ziekteproces en wat dat met mij deed schreef ik daar van mij af. Ik kreeg steun, advies, troost. Virtueel en in het eggies.
Net als in de echte wereld benauwd het dorp mij bij tijd en wijlen. Dezelfde praat, dezelfde roddels, dezelfde mensen die dezelfde dingen (blijven) doen en zich blijven verwonderen over het waarom. Uit het echte dorp ben ik één keer vertrokken, uit het virtuele dorp meerdere keren. Hoewel de tussenpozen steeds groter worden, blijf ik terugkomen. Ook al is het bij aankomst soms zoeken om te vinden wat ik mij herinner.
Na anderhalf jaar keerde ik in september van dit jaar terug in het dorp. Een dorp waar, net als in het echte leven. Corona een hot topic was. Testen en uitslagen werden gedeeld, net als de angst om het te krijgen. Ik merkte dat er voor mij veel was veranderd. Voelde niet de behoefte om mijn fysieke ongemakjes met het dorp te delen en vroeg mij af, waarom ben ik hier nog?
Ik stond op het punt om weer te vertrekken toen één van de dorpsgenoten positief testen. Zij was beslist niet de eerste, maar zij was wel een reden om nog even te blijven plakken. Gewoon om zeker te zijn dat zij er, ondanks haar angst, zonder al te veel kleerscheuren doorheen kwam.
De titel zegt het al. Zij is er niet doorheen gekomen. Het dorp rouwt. Om een vrouw die, na een leven vol tegenslagen en vechten tegen de bierkaai, veel te jong is gestorven. Velen uit het dorp gingen haar voor. Velen uit het dorp zullen haar volgen. We worden er allemaal niet jonger (en gezonder) op.
Het dorp rouw en ik weet weer waarom ik altijd terugkeer op het dorp. Omdat wanneer de omstandigheden er om vragen het dorp één is. Samen even echt samen is.
Misschien dat ik maar gewoon moet blijven plakken daar.